Tijdens het afhandelen van de zaak: ‘De profeet van Utrecht’, doet politie-inspecteur Harrie van der Voort een aparte vondst in het informatiecentrum van stichting URAZ. De organisatie die door Coen Mulders, de profeet, voor zijn dood was opgericht.
De vondst bestaat uit dagboekaantekeningen en brieven waarin wordt gesproken over de verloren gegane familieschat van de Utrechtse familie Kruik. De nieuwsgierigheid van Harrie van der Voort is gewekt en hij besluit om in zijn vrije tijd op onderzoek uit te gaan. Hij ontdekt dat er in een historische stad als Utrecht in de loop der jaren tientallen, zoniet honderden kleine en grote schatten verstopt zijn; zoals munten in een Romeinse kruik of juwelen verstopt in een houten kistje tijdens de Beeldenstorm. Of kostbare beelden en schilderijen die op een geheime plek zijn ondergebracht zodat de Duitse bezetter de kostbaarheden niet in beslag kon nemen. Misschien slaagt Harrie van der Voort erin om de familieschat te vinden.
Tegelijkertijd worden er drie moorden gepleegd in de binnenstad van Utrecht, die dringend moeten worden opgelost om een vierde moord te voorkomen. Het vermoeden bestaat dat een seriemoordenaar de Domstad als werkgebied heeft uitgekozen.
