Emotionele intelligentie (EQ)  

 

 

 

In 1995 verschijnt in Amerika het boek: 'Emotional intelligence', van de psycholoog/journalist Daniel Goleman.

Daniel Goleman omschrijft emotionele intelligentie als: "vermogens zoals jezelf kunnen motiveren en doorzetten als het tegenzit; je impulsen beheersen en beloning uitstellen; je eigen stemmingen reguleren en voorkomen dat ontreddering je denkvermogen overmeestert; empathie en hoop koesteren". (Daniel Goleman, ‘Emotionele intelligentie’).

 

Hoewel het begrip: EQ, redelijk nieuw is, geldt dit niet voor het idee dat eraan ten grondslag ligt. In de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw had de psycholoog E.L. Thorndike al geprobeerd om het IQ in verband te brengen met de emoties. Hij introduceerde de term: 'sociale intelligentie'. Halverwege de zestiger jaren werd dit begrip van de baan gedaan, omdat het een niets zeggend concept zou zijn. In de tachtiger jaren hebben personen als Sternberg en Gardner het concept: sociale intelligentie, nieuw leven ingeblazen. Nu maakt het deel uit van EQ.

 

Peter Salovey heeft in het begin van de negentiger jaren Gardners onderverdeling van intelligentie gebruikt om tot een definitie van EQ te komen:

 

1.     Kennis van de eigen emoties: Zelfbewustzijn (het herkennen van een gevoel terwijl het optreedt) is de hoeksteen van emotionele intelligentie. Het vermogen om gevoelens van moment tot moment te registreren is cruciaal voor psychologisch inzicht en zelfinzicht. Als we niet in staat zijn om onze werkelijke gevoelens op te merken, zijn we aan hun grillen overgeleverd. Mensen die zekerder zijn van hun gevoelens, kunnen hun leven beter sturen omdat ze beter weten hoe ze zich werkelijk voelen over hun persoonlijke beslissingen, zoals met wie ze moeten trouwen of wat voor baan ze zoeken.

2.     Het reguleren van emoties: Het vermogen om gevoelens in goede banen te leiden ontspringt aan het zelfbewustzijn. De capaciteit om jezelf te kalmeren en ongeremde angst, melancholie of kribbigheid van je af te zetten en de consequenties van het falen van deze emotionele basisvaardigheid. Mensen die op dit gebied niet goed uit de voeten kunnen, vechten voortdurend tegen gevoelens van ontreddering, terwijl mensen die erin uitblinken veel gemakkelijker opkrabbelen na tegenslagen en opdoffers.

3.     Zelfmotivatie: Het aanwenden van emoties ten dienste van een bepaald doel is van wezenlijk belang bij concentratie, bij zelfmotivatie, zelfbeheersing en bij creativiteit. Emotionele zelfcontrole (uitstel van beloning en het onderdrukken van impulsiviteit) ligt aan alles wat je tot een goed einde brengt ten grondslag. En het vermogen om een staat van 'flow' te bereiken maakt uitstekende prestaties mogelijk op allerlei gebied. Mensen die over deze vaardigheid beschikken, zijn dikwijls productief en doeltreffend in alles wat ze ondernemen.

4.     Het onderkennen van andermans emoties: Empathie is een andere kwaliteit die ontspringt aan emotioneel zelfbewustzijn en is de fundamentele 'mensvaardigheid'. Mensen die empathisch zijn, hebben oog voor de subtiele sociale signalen die aangeven wat anderen nodig hebben of willen. Hierdoor komen ze goed tot hun recht in de verzorgende beroepen, het onderwijs en in verkoop en management.

Het omgaan met relaties: De kunst van relaties bestaat voor een groot deel uit het vermogen om emoties in anderen te reguleren. Hierbij spelen sociale vaardigheden en sociaal onvermogen een rol spelen. Dit zijn de vaardigheden die ten grondslag liggen aan populariteit, leiderschap en interpersoonlijke effectiviteit. Mensen die hierin uitblinken, presteren goed op elk terrein dat een soepele omgang met anderen vereist; zij schitteren in het sociale leven".

 

 

 Alle rechten voorbehouden aan Gert van Veen en PsychoWerk 2004 (c). Voor meer informatie stuur je een e-mail naar: info@psychowerk.nl