1. Op het tempelterrein staan verschillende gebouwen. In een gebouwtje hangt er een grote trommel, terwijl in een tweelinggebouw er een klok hangt. Het zijn ceremoniële instrumenten die alleen op feestdagen worden gebruikt. Voor de dagelijkse godsdienstoefening maakt men gebruik van kleinere houten blokken.
2. In een derde gebouw staat een beeld van de Boeddha. Meestal wordt de Boeddha afgebeeld in zijn verlichtte staat. De klassieke houding is hiervoor de lotushouding, waarbij de rechterhand van de Boeddha de grond raakt.
3. In het grote tempelgebouw staan meerdere beelden van de Boeddha en bodhisattva’s. Het is de plaats om te bidden en een offer te brengen. Binnen het Chinese en Tibetaanse boeddhisme staan er in het heiligdom ook voorwerpen die een symbolische betekenis hebben, te weten: kaarslicht (verstand), voedsel (smaak), schelp (gehoor), bloemen (zien), wierrook (reuk), water (genezing, zuivering, offer). Bij de Tibetaanse kloosters staan ook rijen met gebedsmolens, waarbij in iedere gebedsmolen een mantra zit. Door het draaien aan de gebedsmolens blijft het Wiel in beweging, dat met Boeddha’s verlichting ingang is gezet.
4. Op het tempelterrein kunnen her en der offertafels staan voor voedsel, wierrook en drank.
5. De tempel is eveneens een plaats om te mediteren, al dan niet gecombineerd met chanting. De boeddhistische teksten worden dan zingend gereciteerd.
Alle rechten voorbehouden aan Gert van Veen en PsychoWerk 2004 (c). Voor meer informatie stuur je een e-mail naar: info@psychowerk.nl