Neurotische behoeften, anorexia nervosa                            

 

 

 

Behoefte om te eten, waarbij enerzijds de externe druk is gaan bepalen dat het goed en verstandig is om te eten; anderzijds bestaat de interne druk uit overtuigingen dat de persoon dik en onaantrekkelijk is, zelfs wanneer hij een tenger postuur heeft. De persoon eet weinig en/of zorgt ervoor dat het genuttigde eten zo snel mogelijk het lichaam verlaat, bijvoorbeeld door te braken of laxeermiddelen te slikken. Wanneer de persoon langere tijd onder 85% van het gewicht zit dat voor de lengte en de leeftijd normaal is, dan kan het voorkomen dat de persoon zelden te maken krijgt met een hongerprikkel. De persoon vind het bovendien minder belangrijk om het lichaam op peil te houden en voor zichzelf te zorgen. Een persoon met anorexia nervosa kent soms ook perioden met enorme vreetbuien (boulimie nervosa).

 

Primaire en secundaire drive:

1.     De primaire drive heeft te maken met de noodzaak om te eten om op deze wijze het lichaam te voorzien van de nodige bouwstoffen die nodig zijn voor de stofwisseling.

2.     De secundaire drive heeft onder andere te maken met de rol van eten binnen de samenleving en het beeld hoe modelvrouwen en modelmannen er uit dienen te zien.

 

Let op: bij een eetverslaving spelen ook fysiologische en neurologische factoren een rol. De ene persoon is gevoeliger om veel te gaan eten dan de andere persoon. Echter binnen deze context worden de fysiologische en neurologische aspecten buitenbeschouwing gelaten en de aandacht gericht op met name de psychosociale factoren.

 

Intrinsieke en extrinsieke motivaties:

1.     De intrinsieke motivaties om dramatisch gewicht te verliezen hebben doorgaans te maken met het niet kunnen bevredigen van secundaire behoeften (met name de       behoeften aan eigenwaarde). De persoon bezit meestal een lage eigenwaarde en neigt naar perfectionisme. De persoon streeft er naar om het allemaal perfect te doen, maar slaagt daar niet in. Nagenoeg alle anorexia nervosa cliënten           (h)erkennen niet de ziekte waaraan zij lijden. Het lijkt erop te wijzen dat de cliënten moeilijk de volwassen seksualiteit kunnen accepteren. Er bestaat een neiging om steeds in een kindrol te schieten.

2.     De extrinsieke motivaties om dramatisch gewicht te verliezen hebben te maken met het gegeven dat binnen onze samenleving het slank zijn nog steeds als het ideale figuur geldt. Door de maatschappelijke context heeft de cliënt de neiging om de eigenwaarde te koppelen aan het lichaamsgewicht, allemaal volgens het motto: als ik slank ben, dan ben ik actief, aantrekkelijk en intelligent.

 

Stoornis:

Anorexia nervosa: een eetstoornis die zich kenmerkt door dramatisch gewichtsverlies, enorme angst om aan te komen, dwangmatige bemoeienis met gewicht, verstoring in lichaamsbeeld waardoor de betreffende persoon zich bij een normaal of zelfs tenger postuur ‘dik’ voelt. (A.S. Reber)

 

Klachten:

Ø      Stemmings- en angststoornissen.

Ø      Minderwaardigheidproblematiek.

Ø      Ontstaan van donsbeharing en haaruitval.

Ø      Constipatie en trage polsslag.

Ø      Lagere lichaamstemperatuur.

Ø      Hormonale stoornissen.

Ø      Bloedarmoede en veranderingen in de stofwisseling.

Ø      Uitblijven van de menstruatie.

 

Kenmerken:

De schommelingen in gewicht kunnen verschillende oorzaken hebben of in combinatie met andere stoornissen tegelijk manifesteren, zoals depressies en schizofrenie. Van alle anorexia nervosa cliënten zijn 90% (westerse) vrouwen. Vrouwen die te maken hebben met een seksueel trauma (bijvoorbeeld incest of verkrachting) is de kans groter dat zij een eetstoornis ontwikkelen, met name anorexia nervosa.

 

Aanpak:

1.     Cliënt: De cliënt dient een medisch onderzoek te ondergaan om vast te stellen of de gewichtsproblemen somatisch of neurologisch van aard zijn. Hierna moet de cliënt leren introspectie te plegen en te onderzoeken waarvoor het dwangmatig afvallen als vluchtmiddel of substituut dient. Hiertoe dient de cliënt eerst te (h)erkennen dat zij een eetprobleem heeft. De cliënt dient een strakke actieve dagstructuur in te voeren.

2.     Counselor: Het is belangrijk dat de counselor bij aanvang van het hulpverleningsproces een tweesporenbeleid volgt. Het eerste spoor: de counselor dient een directieve aanpak te volgen wat betreft het invoeren van een afwisselende dagstructuur. De hulpverlener dient afspraken te maken met de cliënt met betrekking tot bepaalde handelingen, gewoonten en gedragingen die als (on)wenselijk worden beschouwd. De cliënt dient een dagboek bij te houden met betrekking tot de neigingen om wel of niet te gaan eten: wanneer, wat was de aanleiding, hoe er mee omgegaan. De counselor dient samen te werken met arts of diëtiste om ervoor te zorgen dat de persoon niet verder gaat afvallen en/of zwaarder wordt. Het tweede spoor: de counselor dient een non-directieve aanpak te volgen met betrekking tot het traceren en elimineren van de neurotische behoeften, die een directe aanleiding vormen voor de eetstoornis. De counselor dient de cliënt in de gelegenheid te stellen om kennis te verwerven en ervaringen op te doen met het op een bevredigende manier realiseren van de behoeften die ten grondslag liggen aan de neurotische behoeften.

 

Basisscenario:

De counselor kan gebruik maken van het basisscenario: verslaving (BS: DM05).

Alle rechten voorbehouden aan Gert van Veen en PsychoWerk 2004 (c). Voor meer informatie stuur je een e-mail naar: info@psychowerk.nl