Metacommunicatie, invloeden op
1. Algemene invloeden: Binnen de metacommunicatie wordt er vanuit gegaan dat de zender van een boodschap niet alleen de juiste woorden kiest, maar ook zijn keuze bepaalt hoe hij zijn woorden verpakt en wil overbrengen. De feedback van de ontvanger geeft dan ook niet alleen aan of hij de woorden begrijpt maar ook of hij de woorden kan plaatsen binnen zijn gevoelsspectrum en referentiekader. Andere interpREBTatieaspecten zijn:
A: Je hebt de neiging om woorden, en de interpREBTatie daarvan, af te maken. (Je wilt graag de betekenis van de woorden als een afgerond geheel (gestalte) beschouwen).
B: de communicatieboodschap is meer dan de som der delen. (Alleen de letterlijke interpREBTatie van de gesproken woorden geeft geen 'objectief' beeld van de boodschap. Slechts een totaal begrijpen van zowel de gebruikte taal, het tweede verhaal en de lichaamstaal geeft een volledig beeld van de boodschap).
C. Het interpREBTeren en begrijpen van de communicatieboodschap kan alleen wanneer de zender en de ontvanger 'dezelfde' taal spreken. (Er is slechts sprake van communicatie wanneer de personen elkaar kunnen begrijpen. bij metacommunicatie dient er bovendien een wederzijds begrijpen van de vocale en non-verbale expressiewijzen te zijn).
D: Culturele invloeden spelen een belangrijke rol bij het gebruik, en interpREBTeren, van de stem en gebaren. (b.v. 'Droge humor' schijnt aan de Engelsen te zijn voorgehouden).
E: "Bij elk gesprek zijn de achtergronden van degene die luistert, de manier waarop hij denkt, wat hij in het verleden heeft meegemaakt, wat hij gelooft, wie hij allemaal kent, waar hij vandaan komt, wat hij allemaal gedaan heeft plus nog honderden andere factoren belangrijke elementen bij het interpREBTeren van wat hij hoort. Geen twee mensen horen hetzelfde ook luisteren ze naar dezelfde woorden. Omgekeerd zeggen ook geen twee mensen hetzelfde ook al gebruiken ze precies dezelfde woorden. Aan die woorden voegen ze namelijk hun eigen unieke metacommunicatie toe". (Julius en Barbara fast uit hun boek: 'Praten tussen de regels').
F: Bij iedere interpersoonlijk contact spelen een aantal subpersoonlijkheden een rol. (1. de 'echte' persoonlijkheid, het Ik; 2. de persoonlijkheid die door de gesprekspartner wordt waargenomen. Het beeld dat de ander van jou heeft; 3. de persoonlijkheid die jij graag zou willen zijn. Het ideale Ik; 4. de persoonlijkheid die de ander graag zou willen dat jij was. Het ideaalbeeld dat een ander van jou heeft).
G: De gegeven omstandigheden spelen een belangrijke rol bij iedere vorm van communicatie. (b.v. heb je hoofdpijn?, staat de muziek te hard?, kun je het gezicht van de ander zien? welke rol en positie nemen jij en je gesprekspartner in?, heb je veel haast?, verveel je je? etc.
2. De invloed van de adem: De ademhaling heeft twee belangrijke functies, namelijk: Als eerste zorgt de ademhaling dat ons lichaam de benodigde zuurstof kan opnemen. Als tweede maakt de ademhaling het voortbrengen van stemgeluid mogelijk. Hoe? "Klanken ontstaan als we onze adem door onze stembanden, die twee weefselbanden in ons strottenhoofd, heen drukken. De vorm van deze banden, hun lengte en dikte, alsmede hun spankracht bepaalt de toonhoogte van onze stemmen. Als we praten, kunnen we de toonhoogte variëren door de vorm en de spanning van onze stembanden te veranderen. Dit gebeurt zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Zet je vingers maar eens aan beide kanten van je stembanden, precies onder je adamsappel en laat je stem een toonlader op en neer gaan. Je voelt dan dat de banden van vorm veranderen terwijl ze trillen. Een harder stemgeluid krijgen we door onze adem sneller en krachtiger door de stembanden heen te drukken. Maar om een te grote spanning op onze longen en stembanden te voorkomen, heeft de natuur ons ongeveer als muziekinstrumenten ontworpen. Een viool b.v. brengt geluid voort als zijn snaren trillen. Het geluid wordt dan in de holle klankkast weerkaatst en voller gemaakt. Op dezelfde manier worden onze stemmen in holten van ons lichaam weerkaatst en versterkt. De ruimte achter de neusgaten en boven het gehemelte is een van die holten. De mond zelf is een andere. De keel is een derde en het strottenhoofd en de luchtpijp die weer in de borstkas uitkomt is de vierde. Als die resoneren doet de hele borst mee". (Julius en Barbara Fast uit hun boek 'Praten tussen de regels').
De ademhaling is bij ieder mens anders. Verder is er nog een verband tussen de ademhaling en de (meta-) communicatie, namelijk de emoties. Zowel de ademhaling als de intonatie, volume, accenten, toonhoogte en snelheid vertonen onderlinge verschillen bij verschillende emoties. Tevens heeft de ademhaling invloed op het nemen van pauzes tussen woorden of zinnen en op de snelheid en het patroon van de stem.
3. De invloed van ritme: het ritme geeft aan of de woorden staccato of melodieus worden uitgesproken. Afhankelijk van het doel wordt het ritme gebruikt. Het ritme geeft de snelheid, de intensiteit en de intonatie weer, met als gevolg dat bij de ontvanger een bepaald gevoel wordt aangesproken.
4. De invloed van toonhoogte en resonatie: Zowel de toonhoogte als de resonatie van de stem brengen bij de ontvanger bepaalde ideeën, opvattingen, gevoelens of interpREBTaties teweeg. Het stemgeluid bepaalt veel van hoe jij de ander ziet en ervaart.
5. De invloed van melodie: "Bij spraak hoort melodie en melodie omvat alle metasignalen die we gebruiken. Het is een complex van toonhoogte, register en resonantie, van snelheid, ritme en volumebereik. Melodie wordt beïnvloed door grammaticale structuur, emotionele lading, stemmingen en houdingen. En de melodie in een conversatie kan liefde, haat of onverschilligheid seinen, ook al is het soms met een woord.(...) Als er geen melodie, geen muziek in je stem zit, blijft er niet veel van je metacommunicatie over. Dan zeg je niks dan woorden en is je bedoeling leeg". (Julius en Barbara Fast in hun boek 'Praten tussen de regels').
6. De invloed van het volume: de luidsterkte waarmee je je boodschap zegt geeft tevens een bepaalde gevoelsboodschap door aan de ontvanger. Een luide schreeuwende stem komt agressief of dreigend over, terwijl een fluisterstem iets vertrouwelijks of indringends bezit of beheerst overkomt. Het volume van de stem heeft ook een grote invloed op de ontvanger. Doorgaans zal deze geneigd zijn om het niveau van het volume over te nemen en daardoor ook het bijbehorende of het polariserende gevoel oproepen. Opmerking: Rol, positie en de daaruit voortkomende status, zullen vaak een persoon de maatschappelijke of sociale toestemming verlenen om door middel van het tweede verhaal zijn (on-) macht tot uitdrukking te brengen.
7. De invloed van stilte: de stilte, de absolute stilte, van geen of bijna geen geluiden, is een onnatuurlijke stilte die haar bestaansrecht dankt aan de moderne huizenbouw. Onder een natuurlijke stilte wordt verstaan de natuurlijke omgevingsgeluiden met uitzondering van stemgeluid.
8. Jargon: de meeste groepen bezitten hun eigen jargon. hun eigen woordgebruik en soms een hele verzameling 'eigen' woorden. De betekenis van het woord 'jargon' is om een eenvoudig iets met moeilijke woorden te omschrijven. Met als doel om de groep waartoe je behoort af te schermen tegen personen die niet tot de groep behoren als ook herkenbaar te zijn voor personen die niet tot de groep behoren. Het gebruik van een jargon biedt het tweede verhaal verschillende mogelijkheden om uiteenlopende boodschappen over te brengen.
9. Stempels of etiketten: in het tweede verhaal komen ook onze vooroordelen en machtsverhoudingen tot uitdrukking. Het classificeren van personen is een eigenschap waar ieder van ons zich 'schuldig' maakt. op zich misschien niet altijd even kwalijk maar er schuilt een gevaar in, te weten: A. dat je de ander niet als persoon tegemoet treedt maar als zijn classificatie; B. dat de ander zich overeenkomstig zijn classificatie gaat handelen. Het hebben, krijgen of roemen op titels behoort eveneens tot het stempelen of een stempel (willen) krijgen. Omdat een titel een bepaalde hiërarchische ladder tussen jou en de ander aangeeft.
10. Incongruentie: de term incongruentie is afkomstig van Carl R. Rogers en betekent: een tegenstelling of tegenspraak tussen de metacommunicatie en de uitgesproken communicatieboodschap. De tegenstelling in datgene wat je waarneemt en dat wat de ander zegt kom je vaak tegen. De incongruentie bij personen vormt een van de moeilijkst te bespreken onderwerpen. Desondanks is het belangrijk om het wel bespreekbaar te maken omdat een woordelijk gesprek zinloos is wanneer de onderliggende gevoelslading eraan tegenovergesteld is.
11. Emotionele chantage: onder emotionele chantage wordt verstaan:
A. al die situaties waarin jij jouw gevoelens op een ander projecteert;
B. al die situaties waarin jij de ander gevoelsmatig dwingt om iets te doen of een keuze te maken. Emotionele chantage wordt vaak subtiel gehanteerd en is doorgaans bijzonder effectief.
12. Gewaarworden en de taal: een aantal woorden, begrippen en richtlijnen die een beter (meta) taal gebruik mogelijk maken zijn:
A. 'Het' wordt 'Ik': sommige personen hanteren de taal op een 'onpersoonlijke wijze'. Een de-personificatie van de taal. (variaties: 'Je', 'Wij', 'Men', 'Sommige', 'de anderen', 'iedereen' en 'enkele' worden in plaats van 'Ik' gehanteerd.);
B. 'Kan niet': Het kan zijn dat de persoon zichzelf afschermt door te zeggen 'Dat kan ik niet'. Terwijl hij in feite 'Wil niet' bedoelt. Wanneer dit het geval is, is het verstandig om te vragen of hij 'Kan niet' door 'Wil niet' wil vervangen. Het voordeel is dat het niet willen minder dwingend en absoluut is dan het niet kunnen;
C. 'Nodig hebben': Soms wordt de zin direct gevolgd door: "Ik heb dat nodig anders...". Dat 'anders' geeft het dwingende karakter van het 'nodig hebben' weer. Het nodig hebben kan een frustrerende werking hebben op een persoon waardoor hij voor zijn gevoel niet optimaal kan functioneren. Door het nodig hebben te veranderen in willen komt het dwangmatige karakter te vervallen;
D. 'Moeten': Soms wordt het 'moeten' een vervelende last. Je ervaart een beperking van je vrijheid, van je keuzemogelijkheden, van je uitingswijzen. In dergelijke situaties is het niet onverstandig om het 'moeten' te vervangen door 'Ik kies ervoor om...';
E. 'Weten': Nogal wat personen pREBTenderen te 'weten' hoe de ander zich voelt, uit, gedraagt, verwacht, verlangt, droomt, hoopt etc.. Het 'weten' komt over als een absoluut zeker weten. En wat misschien nog erger is, is dat dit 'weten' gepropagandeerd wordt als de waarheid, er valt niet aan te tornen. Een ander nadeel is dat het een niet geapprecieerde bijsmaak bij de toehoorder oproept, waardoor de toehoorder sneller geneigd is om het 'weten' naast zich neer te leggen, dan wanneer de zender het 'weten' vervangt door: 'Het zich kunnen voorstellen'.
F. Vragen: Een ander opmerkelijk taalgebruik betreft het stellen van vragen. Wanneer een persoon zichzelf voor een delicate kwestie geplaatst ziet kan hij in principe drie dingen doen, namelijk: het aanpakken; het ontkennen of een ander het laten opknappen. Wanneer je de indruk krijgt dat een vraag gesteld wordt om een andere reden dan om een antwoord op de vraag te krijgen, kun je aan de vraagsteller vragen of hij de vraag wil omzetten in een bewering. Hierdoor komt de verantwoordelijkheid weer daar te liggen waar hij hoort te zijn, namelijk bij de vraagsteller zelf;
G. Hoe en wat: Probeer zoveel mogelijk vragen te stellen die met hoe of wat beginnen. Dit gaat ten koste van de zogenaamde 'waarom' vragen waar enkele nadelen aankleven. De hoe en wat vragen appelleren rechtstreeks aan het gevoel, de beleving en de creativiteit. Het dwingende karakter is een stuk minder, waardoor de persoon zichzelf meer ruimte kan creëren om na te denken en om tot inzicht te komen.
Alle rechten voorbehouden aan Gert van Veen en PsychoWerk 2004 (c). Voor meer informatie stuur je een e-mail naar: info@psychowerk.nl