In de eerste helft van de 19e eeuw was het niet alleen mogelijk om een bezoekje, tegen betaling, aan een krankzinnigengesticht te brengen, maar gold het ook als een leuk dagje uit. Natuurlijk mocht je de patiënten aanstaren en uitlachen of pesten.
Het trieste was dat er vele personen werden opgenomen, zonder dat het vaststond of zij aan een psychische aandoening leden. In het bijzonder: vrouwen met lichamelijke kwalen, homoseksuelen, epileptici en vrouwen waar de man snel en graag vanaf wilde.
In 1818 werd er een poging gedaan om de vroegere dolhuizen om te bouwen in gestichten waar patiënten als ziek werden beschouwd. Wat niet automatisch leidde tot genezing of een poging om te gan genezen. De krankzinnigenwetten van 1841 en 1884 waren een verbetering, waarin duidelijk een aantal zaken werden geregeld m.b.t. wie, waar en wanneer kon worden opgenomen. Als ook golden er betere regels voor het verblijf van de patiënten.
Echter waren de behandelmethoden nog steeds barbaars. Zo werd bijvoorbeeld het dekselbed op grote schaal gebruikt, zie foto hieronder uit begin 1900. De patiënten sliepen en verbleven vele uren per dag in deze kleine eenpersoons gevangenis.
Of werden de patiënten urenlang in stoombaden geplaatst om ze rustig te krijgen. Een variatie hierop was het baden met ijskoud water. Natuurlijk werden er ook allerlei fixatiestoelen gebruikt bij patiënten die agressief of onrustig waren. Ook werd er volop geëxperimenteerd met elektriciteit, lobotomie en isolatie.
Het was gemakkelijker om in een gesticht terecht te komen, dan er levend uit te komen.