Nieuwe handelswaar

In de tweede helft van de 19e eeuw was Nederland niet langer de wereldmacht die veel in de pap van de wereldeconomie had te brokkelen. Zo kwam het monopolie om met Japan handel te drijven, onder druk van de Amerikanen, te vervallen.

De Nederlanders moesten veel terrein & handel prijs geven in Azië, zonder dat daarvoor een alternatief was. Anders gezegd: de staatsinkomsten zakten dramatisch, terwijl de kosten voor het transport van de producten, de aankoop en/de of verbouwingsprijs van de producten alsmaar bleven stijgen. Er moest dringend een oplossing worden bedacht...

De Westerse landen begonnen hun aandacht te richten op het openbreken van de Chinese markt, wat niet verwonderlijk op weerstand van de Chinese regering en keizer stootte. Daarom bedachten de Engelsen een manier om de Chinese markt open te breken, door opium illegaal het Aziatische land binnen te smokkelen en aan de bevolking te verkopen met als doel om een aanzienlijke groep verslaafden te creëren. Als dit lukte (en het was inderdaad succesvol) dan moest de Chinese overheid wel opium en cocaïne gaan importeren. En zie daar: de oplossing voor het Nederlandse handelstekort!

De Nederlandse Handel Maatschappij (NHM), de opvolger van de Oost-Indische Compagnie, ging in opdracht van de Nederlandse staat cocaïne produceren en verkopen. Buiten dat de verbouwingskosten, de vervoerskosten en de productiekosten veel voordeliger waren (een kleine 600x in vergelijking met cacao en katoen), was er ineens een enorme wereldmarkt, te beginnen met China.

In een relatief kort tijdsbestek van 30 jaar was Nederland de grootste producent van cocaïne ter wereld. Aan het begin van de 20ste eeuw werd er in Amsterdam een hypermoderne cocaïnefabriek (zie ook de foto's).

Cocaïne werd in de 19e eeuw veel gebruikt in medicijnen tegen onder meer tandpijn, hoofdpijn en verkoudheid, maar ook in een bekend frisdrankenmerk.