Wereldtentoonstelling Parijs

De nieuwste innovaties, wetenschappelijke ontdekkingen en het kennis maken met andere culturen, waren de belangrijkste ingrediënten om de Parijzenaar, de Fransman en niet te vergeten de vele internationale gasten uit Europa, Amerika en Azië naar de wereldtentoonstelling van 1878 te lokken.Totaal hebben 13 miljoen betalende gasten de tentoonstelling bezocht en wat viel er veel te ontdekken!

Zo liet Alexander Graham Bell een werkende telefoon zien, de eerste ter wereld! Of wat te denken van de megafoon en de fonograaf, uitvindingen van Thomas Edison. Ook werd het brailleschrift officieel (en wereldwijd) ingevoerd. Felix du Temple presenteerde zijn monoplane (een soort voorloper van het vliegtuig). Een andere wereldprimeur was de elektrische verlichting bij het hoofdgebouw (de Trocadero) van de wereldtentoonstelling en bij de Parijse opera. Verder waren er tientallen landbouwmachines te bewonderen en nieuwe bouwtechnieken. Heel bijzonder was ook de Eiffeltoren die in aanbouw was en het beeldhouwen van het Vrijheidsbeeld, waar de bezoekers (tegen betaling uiteraard) een kijkje konden nemen.

Een andere populaire bezienswaardigheid van de wereldtentoonstelling was de mensentuin. Hier werden 'exotische mensen' uit Afrika, Azie en Zuid-Amerika achter hekwerken getoond. De bedenker van de mensentuinen (die ook in Hamburg, Antwerpen, Barcelona, Londen, Milaan en New York te bekijken waren) was de Duitser Carl Hagenbeck. Aanvankelijk was hij een handelaar in wilde en exotische dieren, die hij in een dierentuin door Europa liet reizen. In 1876 kreeg hij echter het idee om bij de Afrikaanse dieren ook Nubiers uit de Soedan tentoon te stellen. Zo kregen de Europese bezoekers een beeld van hoe het 'ware leven' in Afrika was. De mensentuinen waren overnacht een gigantisch succes en zijn dit ook tot aan de tweede wereldoorlog nog gebleven.

Een minder fraaie kanttekening: voor de 19e eeuwse West-Europeaan en Amerikaan was het allesbehalve zeker dat de Afrikaanse mens überhaupt wel een mens was. De gangbare veronderstelling was dat de Afrikaanse mens een aapsoort was.

Het was een opwindende tijd, de Belle Epoque. Mensen konden geen genoeg krijgen van nieuwe inzichten, uitvindingen en culturen. Er was een ware zucht naar kennis, ten koste van iedereen en alles die niet binnen het Europese en Amerikaanse plaatsje paste.